De lange aluminium lepel viel me op in een kringloop. De sierlijke gebogen lijn, de simpelheid en het materiaal. Hij ligt nu te kijk in mijn keuken en deed me vanaf het begin aan een Goudse pijp denken.
Ze zijn allebei van licht materiaal. Beide zijn vervaardigd in een mal. Je ziet de naden nog. Hebben allebei een ‘kopje’ waar iets in kan. Ze prikkelen de zintuigen: de lepel de smaak, de pijp reuk en smaak. Leiden tot voorzichtige sierlijke gebaren.
De sauslepel is van sterk aluminium, de kleipijp van zeer kwetsbaar aardewerk. Hoeveel pijpdelen zijn er niet gevonden bij opgravingen.
De lepel vind ik mooi, maar je krijgt er geen band mee. De pijp was een persoonlijk attribuut waar je al gauw niet meer buiten kon. Het werd ook een statussymbool. Hoe langer de steel en hoe meer decoratie, hoe rijker de roker.
Er bestond een traditionele schaatstocht van Rotterdam op en neer naar Gouda, waar deze pijpen op je jas of muts werden bevestigd. Had je het gered zonder te vallen, dan waren de pijpen bij thuiskomst nog heel. En ook je moreel was ongebroken.