Een meisje eind basisschool, in zwartgrijs sweatshirt en zwarte spijkerbroek, heeft zich gehuld in een lap van 'bont' en zelfgemaakte hoofdtooi. Ze is op slag iemand anders.
Sprong naar de zeventiende eeuw. Ik blijf kijken naar haar gezicht, dat door klasgenootjes met een zaklantaarn werd belicht. Ze heeft een serieuze blik, kijkt mij gelaten aan. Een ontspannen handje piept uit het bont tevoorschijn en houdt de mantel dicht.
In het bruine achtergrondlaken zie je nog de vouwen. De zwarte lap ervaar je hier als bruin. Een driehoekige vorm rijst op uit het donker. Het glanzende grijs en vage groen van de hoofddeksel integreren prachtig met de bruinen. Maar het groen blijkt zwart. Jammer! Voor mij blijft het groen. Die stoffen lijken gesteven en gevouwen. Doet me even denken aan de traditionele Surinaamse hoofddoek, zoals die daar nog steeds door vrouwen wordt gedragen.
Het witte veertje springt eruit. Vastgezet met 'n nietje, staat het parmantig rechtop en geeft haar wat meer pit. Aan de ene kant is het een verkleedpartijtje waar kinderen gek op zijn, maar tegelijk zie je een voornaam persoon poseren. Door in een andere huid te kruipen, ontdek je ineens een nieuwe kant in jezelf. Verlegen meisje wordt zelfbewust; dat doet theater met je.
Intrigerend dat gezicht. Het hangt al een tijd aan de muur. Blijkt het een jongen te zijn.