't Is weer tulpentijd, hang naar de lente. Morgen is het zover.
Tulpen, zo Hollands. In de vaas staan ze eerst nog onwennig stijf. Maar dan maken ze een laatste groeispurt door; ze drinken veel en geven niet op. Als de zwaartekracht z'n werk doet, komt de val erin en buigen ze hun kelken. Hoe mooi uiteindelijk die verwilderde tulpen kunnen zijn, met al die rondingen in hun stelen en hun openstaande bladeren.
Bij deze bos zag ik iets wat ik niet eerder zag. Bij een grote tulp schuilde een klein tulpje, ontspruitend uit dezelfde steel. Al eigenzinnig in z'n kleur. Geel. Die laat zich niet wegcijferen. Maar tulpen zijn toch solitair. Hoe moet die kleine dan z'n eigen weg vinden binnen een beperkte tijd. Hij zal verbonden blijven met de grote tulp, maar wil zich vast in omvang met haar meten.
Sinds de 17e eeuw probeerden mensen de tulp in een stramien te dwingen in soms prachtig gelaagde (o.a. Delftsblauwe) tulpenvazen met tuiten voor elke kostbare tulp. En een koperen muntje in het tulpenwater zou de stelen keurig recht houden. Voor mij blijft een glazen vaas met een wilde bos lichtroze tulpen het summum van lentegevoel.