In de onttakelde V&D vond ik ergens op de vloer tussen allerlei rotzooi, dit verfijnde handje. Voor mij een gepaste herinnering aan een warenhuis uit 1887, dat het niet gered had. Ik was er mijn leven lang vertrouwd mee en nu moest ik de zaak uitzwaaien.
Af en toe leg ik het neer met een van mijn schatten in de palm van haar hand, zoals een kalkig wit slakkenhuis. Een tijdlang droeg ze gekleurde veren tussen haar vingers. En nu weer mijn associatie van een hand uit een manchetje. Misschien ga ik nog eens een mooie 'draad' tussen haar vingers weven, of haar tooien met vreemde 'ringen'.
Dit vrouwelijke handje blijft me inspireren. Zo'n lichaamsdeel blijft sowieso leven voor je. Het lijkt totaal ontspannen. Bij een prima ballerina kun je soms ook die sierlijke handstand zien. En mijn waarneming maakt vreemde sprongen; ik kan het zelfs ervaren als een kwetsbaar onderwaterplantje met wiegende takjes naar het licht.
Ik vraag me af van wat voor pop zij deel uitmaakte. Welke mouwen zijn er over haar hand gegaan.