In de velden, omzoomd door bomen, zie je hier meestal koeien, veel koeien.
We fietsen we over de wegen met de hoge eikenbomen. Ze hebben iets klassieks. Maar dit jaar zijn er veel meer schapen. Op de fiets zie ik vanuit mijn ooghoek enkele grote keien, verzonken in het gras.
Het is erg warm, benauwd ook. Voel me helemaal plakkerig. Ik stap af. Even iets drinken en een broodje. De keien zijn zacht en hebben oren. De warmte doet ze hijgen, net als honden. Zelfs schapen liggen hier op apegapen.
Een paar dagen later rijen we er weer langs en zien we de 5 schapen grazen. Ze trekken happen gras eraf; ik hoor ze kauwen en schrokken. Als ze maar met vijven zo’n groot veld moeten maaien, is dat hard werken voor ze.
Op de terugweg liggen ze weer, in het gekortwiekte gras. 5 Hoopjes wol, met malende kaken; tijd voor herkauwen. Dat doen keien niet.